‘We nemen allemaal geen devices mee op vakantie!’ deelden we onze kinderen mee. Na wat blikken van ongeloof en een beginnend protest, accepteerden ze dit verschrikkelijke nieuws toch vrij snel. Ze leken er opeens wel zin in te hebben. Lekker takken zoeken enzo. Mijn echtgenoot draaide zich vervolgens naar mij toe en zei gedecideerd: ‘ik denk dat jij ook je laptop thuis moet laten.’ Mijn hoofd riep: Neeeee! Dat kan niet! Ik moet bereikbaar zijn! Maar mijn nek kraakte: ‘Jaaa, goed plan!’
Mijn nek won.

Ik gaf mijn broer (tevens collega) de sleutel tot mijn cloud en hij zou goed op alles passen. Hop, op naar de Drôme in Zuid-Frankrijk. Na een paar dagen toch voortdurend in mijn hoofd aan het werk te zijn geweest, veranderde er langzaam iets. Zag echte bergen in plaats van bergen werk, bivakkeerde naast kabbelende riviertjes, rook de lavendel, bewonderde middeleeuwse dorpjes en dronk teveel wijn en at teveel kaas. Maar de ruimte die dat analoge leventje gaf was eigenlijk zo goed en efficiënt. Ik kreeg lucht, ideeën, inspiratie, en bedacht snode plannen. En dit alles door pixelschaarste, en mijn Moleskine op schoot.

Ik herinnerde me opeens ook een tip van een docent van de AKI: ‘Schets en brainstorm altijd zoveel mogelijk, kruip niet direct achter je computer. Vergelijk het met boodschappen doen, als je geen boodschappenbriefje hebt, ren je ook als een kip zonder kop rond.’ In mijn geval klopt dat. Sinds de vakantie probeer ik iedere dag een uur te tekenen, te schetsen en/of te schrijven. En alleen achter de computer te kruipen als ik echt iets ga doen en ik mijn boodschappenbriefje naast me heb liggen. Dat lukt nog steeds. Herboren. Nu nog een nieuwe nek scoren.